Korte historie van Zutphen
Zutphen ontstond op een zandrug bij de samenkomst van IJssel en Berkel. Al rond de vierde eeuw lag hier een versterkt plaatsje. In 882 werd het geplunderd door Vikingen, waarna een ronde ringwal werd aangelegd. In de elfde eeuw deed Zutphen korte tijd dienst als koninklijke verblijfplaats (palts) en machtscentrum in het IJsselland. Uit die tijd stamt ook de voorganger van de huidige Walburgiskerk.
In de elfde en twaalfde eeuw werd Zutphen het hart van een graafschap. Na het uitsterven van de mannelijke lijn trouwde Ermengarde van Zutphen met een graaf van Gelre; sindsdien zijn Graafschap Zutphen en Gelre blijvend verbonden. Het stedelijke leven kreeg vorm in de late twaalfde eeuw. Tussen 1191 en 1196 verleende graaf Otto I Zutphen stadsrechten en de stad sloot zich al vroeg aan bij de Hanze. De muntrecht- en handelsprivileges trokken kooplieden; de stad werd een knooppunt op de IJsselroute met contacten in Engeland, de Oostzee en het Rijnland.
Het middeleeuwse silhouet – torens, poorten, wallen – groeide mee. De Walburgiskerk ontwikkelde zich van romaanse kapittelkerk (twaalfde/dertiende eeuw) naar romano-gotische basiliek. Aan de kerk werd in 1564 de Librije toegevoegd: een zeldzame kettingbibliotheek waarvan de oorspronkelijke interieurindeling en kettingen bewaard zijn. Slechts enkele van zulke bibliotheken bestaan nog in Europa.
Zutphen kende een Oude Stad en een Nieuwstad aan weerszijden van de Berkel. In 1312 werden de oude en de nieuwe stad bestuurlijk samengevoegd. De Berkelpoort – een waterpoort in de stadsmuur – verbond beide stadsdelen; zij dateert uit de vroege veertiende eeuw (de westelijke tegenhanger werd in 1774 gesloopt). Van de middeleeuwse verdedigingswerken resten naast de Berkelruïne onder andere de Drogenapstoren en stadsmuursegmenten.
Tijdens de Opstand (Tachtigjarige Oorlog) werd Zutphen herhaaldelijk belegerd. Wereldberoemd is de Slag bij Zutphen van 22 september 1586, waarbij de Engelse edelman sir Philip Sidney dodelijk werd getroffen. In 1587 viel de stad kortstondig door verraad in Spaanse handen; in 1591 heroverde Maurits van Nassau haar na een elfdaagse belegering.
De zeventiende en achttiende eeuw brachten welvaart én oorlogsgeweld. In het Rampjaar 1672-1673 hielden de Fransen Zutphen bezet. Ook in 1795-1813 maakte de stad deel uit van de Franse invloedssfeer. Na 1813 herleefde het stadsbestuur onder het Koninkrijk der Nederlanden. De oude vestingwerken werden, net als in veel andere Nederlandse steden, in 1874 grotendeels geslecht wat ruimte gaf voor stadsuitbreiding en modernisering.
De Tweede Wereldoorlog liet diepe sporen na. Omdat de stad met IJsselbrug strategisch gelegen was, werd Zutphen meermaals gebombardeerd. De zwaarste aanval was op 14 oktober 1944. De brug was het doelwit, maar delen van de binnenstad (onder andere Rozengracht en omgeving) werden verwoest en er vielen bijna honderd burgerdoden. In april 1945 vochten Canadese troepen de stad vrij. Zutphen gold als bevrijd op 14 april 1945. Daarna begon het herstel en de wederopbouw.
In de twintigste en eenentwintigste eeuw ontwikkelde Zutphen zich als Hanzestad met een uitzonderlijk gaaf middeleeuws centrum – vaak Torenstad genoemd – en als regionaal centrum voor cultuur en onderwijs. Musea als het Stedelijk Museum Zutphen en Museum Henriette Polak vonden onderdak in het Hof van Heeckeren, een stadspaleis dat verwijst naar de rijke patriciërs- en regentencultuur van vroeger.
Bestuurlijk veranderde er nog één wezenlijk ding in de eenentwintigste eeuw: in 2005 fuseerde de gemeente Warnsveld met Zutphen. Sindsdien spreken we over één gemeente met de stad Zutphen als kern en het dorp Warnsveld als aangrenzende woonplaats.
Wie vandaag door Zutphen loopt, ziet de lange lijnen van deze geschiedenis terug. De Walburgiskerk met Librije als tastbare herinnering aan geleerdheid en geloof; koopmanshuizen, pakhuizen en kades die de Hanze-tijd ademen en poorten, torens en stegen die de middeleeuwse schaal en maat bewaren. Tussen die lagen ligt een stad die oorlogen, overheersingen en modernisering overleefde en nu geldt als een van de best bewaard gebleven historische binnensteden van Noordwest-Europa — niet als museum, maar als levend stedelijk weefsel.